Historie Roermond

Hoewel Roermond haar naam dankt aan de Romeinse versterking bij de Roer, begint de geschiedenis van onze stad pas echt in de Middeleeuwen. Voormalig stadsarchivaris en Rura-bestuurder Hans van de Mortel beschreef onze geschiedenis in vogelvlucht.

 

Steunpunt voor kooplieden

Voor het ontstaan van Roermond, zo rond het jaar 1200, zijn verscheidene factoren aan te wijzen. De handel tussen het Rijnland (Keulen) en Brabant en Vlaanderen passeerde in Midden-Limburg de Maas. De handel zocht als het ware naar een vast steunpunt bij deze rivier, zodat kooplieden en neringdoenden een tijdelijk of blijvend rustpunt konden vinden.
Voor de wording van een middeleeuwse stad was de aanwezigheid van kooplieden immers een eerste vereiste. Ook andere factoren waren van invloed op de keuze van de plaats waar zij zich min of meer blijvend vestigden. Een dergelijke handelsnederzetting ontstond praktisch altijd bij een oudere kern waar de jonge stad, zo gezegd, tegen aan kon leunen en die de bewoners een zekere bescherming kon bieden. Een dergelijke oude kern, waarbij naderhand een stad ontstaat, noemt men de prestedelijke kern van een dergelijke een stad.

De prestedelijke kern van Roermond

Zo dient de prestedelijke kern van Roermond gezocht te worden op de plaats van het tegenwoordige Buitenop in het noordwesten van de stad. Het Buitenop was een heuvel die vooruitsprong in het Maasdal en geflankeerd werd door de Roer. Op deze heuvel moet een castrum, een versterking gelegen hebben, een eenvoudige burcht waar de “voogd”, een ambtenaar van de graaf van Gelre, zijn verblijfplaats had. De oude parochiekerk van Roermond heeft eveneens op de heuvel Buitenop, dus op het terrein van de “voogdij”, gelegen.

Door de ligging van het Buitenop op een vooruitspringende kaap in het Maasdal was deze slechts bereikbaar op één punt en wel daar waar nu de straat genoemd Kraanpoort ligt. Op dit punt kwamen twee wegen samen en wel een uit zuidoostelijke richting, de Steenweg, en een uit noordoostelijke richting, de Swalmerstraat. Op het punt waar deze twee wegen samen kwamen, vóór de toegang van het versterkte Buitenop dus, ontstond het voornaamste onderdeel van de jonge stad: de Markt. Uit deze ontstaansgeschiedenis van de stad valt de uitzonderlijk excentrische ligging van de Roermondse Markt in een uithoek van de stad dus goed te verklaren.

Eerste contouren van de stad

Omstreeks 1200 zal een eerste begin van de stad reeds aanwezig geweest zijn: haar eerste omgrenzing moet ongeveer langs de volgende (tegenwoordige) straten gelopen hebben: Roerkade, Roersingel, Molenstraat, Paredisstraat, noordzijde Munsterplein, Pollaertstraat, Lindanusstraat, St. Janstraat, Pastoorswal. Maar ook andere centra van bewoning kwamen naast het zojuist genoemde stadsgebied voor. Denk maar aan de curtis Zwartbroek, dat was een herenboerderij met bijbehorende landerijen, en de zogenaamde curia Pott, een versterking met grachten gebouwd tegen de wallen van de oude stad die in 1213 te vuur en te zwaard was verwoest door de afgezette Duitse keizer Otto IV.

Op dit laatste terrein werd in 1218 begonnen met de bouw van een abdij voor vrouwelijke cisterciënzers. De cisterciënzers behoorden tot een agrarische orde; het is dus begrijpelijk dat men zich vestigde buiten de toenmalige stadsomwallingen en zijn heil zocht niet midden in de stad. Wat de graven van Gelre met de stichting van deze luisterrijke abdij en abdijkerk voor ogen gehad hebben, laat zich raden. Waarschijnlijk stond hun toen al voor ogen Roermond tot hoofdstad te maken van hun Gelderse gebieden in deze streken, te weten het Gelders Overkwartier, ook wel Opper-Gelre genoemd. Daarop zou kunnen wijzen het feit dat zij de Munsterkerk tot hun grafkerk aanwezen. Ook is het mogelijk dat zij van de abdij een economische functie verwachtten.

Lakenhandel en Hanzestad

Bij de stichting werd haar een volmolen op de Roer toegewezen en deze volmolen, met nog de nodige anderen, zullen op den duur een grote rol gaan spelen in de fabricage van laken. Aanvankelijk werd het laken plaatselijk verhandeld, naderhand echter geëxporteerd in geheel West-Europa tot aan de Oostzeelanden toe. Al in de 13e eeuw is er sprake van een gewandhuis of lakenhal aan de Markt. Geen wonder is het daarom dat in de 1e helft van de 15e eeuw Roermond als lid werd op genomen in de bekende Duitse Hanze en Hanzestad werd.

De middeleeuwse stad: stadsmuur, torens en kloosters

In de 14e eeuw heeft de groei van de middeleeuwse stad een zekere afronding bereikt door de bouw van een nieuwe stadsmuur die het verloop van de tegenwoordige singels volgde. Zodoende kwam de Munsterabdij, tegen de oorspronkelijke opzet in, centraal te liggen en raakte ingebouwd tussen de huizen van de nieuwe stadsuitbreiding. Die nieuwe stadsmuur telde een 20-tal torens en werd aan de buitenzijde beschermd door een dubbele gracht. Verschillende stadspoorten, zoals de Kraanpoort, de Brugpoort (die leidde naar de Voorstad St. Jacob), de Zwartbroekpoort (later ook Kapellerpoort genoemd), de Veldpoort of Nielderpoort (de poort dus naar het “Veld” en dus naar Maasniel), de Venlose Poort en de St. Janspoort gaven toegang tot de stad.

Inmiddels hadden zich te Roermond nog andere kloosters gevestigd, bijvoorbeeld die van de Minderbroeders en die van de Kruisheren en niet te vergeten de Kartuizers. Beroemd werd dit laatste klooster door de heilige en geleerde levenswandel van Dionysius van Rijckel, leidsman en raadgever zelfs van vorsten.

De oude prestedelijke kern Buitenop ging omstreeks 1380 ten onder. Vanaf die heuvel kon namelijk de stad belegerd worden. Uit strategische overwegingen werd met de voogd een overeenkomst aangegaan tot het afbreken van de op het Buitenop gelegen primitieve versterking; waarna de heuvel werd afgegraven. De voogd ontving daarvoor in ruil een terrein gelegen in de buurt van het tegenwoordige Wilhelminaplein waar een nieuwe “voogdij” gebouwd werd. De tegenwoordige Voorgdijstraat houdt nu nog de herinnering daaraan levend. Het eveneens op het Buitenop gelegen oude parochiekerkje werd ook afgebroken en vervangen door een nieuwe grote kerk aan de Markt, de tegenwoordige kathedraal.

Focus Roer en twee stadsbranden

Van huis uit was Roermond een Roerstad. Dit spreekt uit de naam. Had de stadswording uitsluitend plaats gevonden aan de Maas, dan had de stad eerder een Maas-naam gekregen, zoals dat bijvoorbeeld het geval is met Maastricht, Maasbracht, Maasbommel, enz. Het is bovendien bekend dat pas sinds 1342 de Maas langs de stad is geleid. Die gerichtheid op de Roer kan men vandaag nog herkennen wanneer men zich opstelt in de Voorstad St. Jacob en over de Maria Theresiabrug heen kijkt naar de huizenrij aan de Roerkade. Daar vindt men de oudste percelen, gescheiden door stegen, die allen op het water toelopen. Hier werd gewoekerd met de ruimte. Het aanleggen van de Maastrichterweg met een nieuwe brug over de Roer, omstreeks 1840, werd de Voorstad, eeuwen de toegang tot de stad vanuit het zuiden, fataal. Het eiland tussen Roer, Hambeek en Maas raakte steeds meer geïsoleerd, verergerd nog doordat men de “Rode Brug”, de directe verbinding met Herten, liet vervallen en verving door een smalle voetgangersbrug.

Roermond heeft in de 15e eeuw haar grootste bloei gekend. Maar ook rampen bleven de stad niet bespaard: in 1554 brandt tweederde van de stad af en wel het oudste en belangrijkste deel. De stad wordt enige malen bezet en heroverd en in 1665 overkomt haar een tweede stadsbrand. Doordat Roermond in de 80-jarige oorlog uiteindelijk Philips II, koning van Spanje en hertog van Gelre, trouw bleef, werd ze afgescheiden van de overige Gelderse gewesten. Van deze zogenaamde Nederkwartieren waren Nijmegen, Zutphen en Arnhem de hoofdsteden. Toch hebben zowel de stadsbrand van 1554 als de 80-jarige oorlog voor de stad voordelig gewerkt in die zin dat Philips II uit medelijden met de stad die zo zwaar getroffen was, haar uitverkoos om zetel te worden van een bisdom. Ook werden belangrijke instanties zoals de Rekenkamer en het Soeverein Hof van Gelre uit Arnhem naar hier overgebracht.

Stad van het recht en onderwijs

Roermond heeft aan deze verhuizing van Gelre’s hoogste rechtscollege veel te danken. Talrijke bekwame juristen vestigden zich hier. Het is geen wonder dat later, toen de behoefte aan een codificatie van het inheemse recht gevoeld werd, juist deze rechtsgeleerden in staat zijn geweest het beroemde wetboek “Het Gelderse stad- en landrecht van het Overkwartier” te schrijven. Dat nu nog Roermond een arrondissementsrechtbank en kantongerecht bezit en dat de stad als bij traditie uitstekende rechtsgeleerden en staatslieden heeft voortgebracht, mag misschien wel als een ver verwijderd gevolg beschouwd worden van maatregelen welke Philips II indertijd voor de stad genomen heeft.

Van invloed zal ook zeker geweest zijn dat te Roermond van oudsher goed onderwijs gegeven werd. Wij noemen hier behalve het grootseminarie dat meer speciaal theologen afleverde, het Jezuïetencollege, aan welke Roermondse instelling beroemde namen zijn verbonden als die van Bollandus, Adriaan Poirters en Jacob Kritzraedt.

Grote veerkracht

De stadsbrand van 1665 heeft de stad grote schade toegebracht, maar het is opvallend hoe men zich van deze slag hersteld heeft. Talrijke huizen bewijzen door hun muurankers van rond 1665 en later dat restauraties op grote schaal plaats vonden. Gebouwen die na de brand tot stand kwamen zijn onder meer het Godshuis, het bisschoppelijk paleis, later rechtbank en het klooster van de Ursulinen aan de Steegstraat, nu Landbouwhuis. Terecht mag gezegd worden dat ook na 1665 de uitspraak van de Gelderse kroniekschrijver Arend van Slichtenhorst, op Roermond van toepassing bleef: “Roermond is onder de vier Gelderse hoofdsteden de tweede in waerdigheyd ende van omloop wel de allergrootste”. De politieke gebeurtenissen die kort daarop volgden zouden echter deze situatie grondig veranderen.

Na de dood van de laatste Spaanse Habsburger, Karel II, koning van Spanje en hertog van Gelre, breekt in 1701 de Spaanse Successieoorlog uit. Deze eindigde met de vrede van Utrecht in 1713 en met het daarop volgend “barrièretraktaat”. De bepalingen die daaruit voortvloeien waren voor Roermond en het Overkwartier verre van voordelig. Het Overkwartier werd in drie parten verdeeld; Roermond en omgeving gingen over aan de Oostenrijkse Habsburgers. De rest werd verdeeld tussen de Staten-Generaal en Pruisen. Pruisen verwierf grote stukken in het tegenwoordige Noord-Limburg. Bovendien raakte het deel van het Overkwartier dat nu het Duitse grensgebied vormt in Pruisische handen. Ook Erkelenz dat voorheen eveneens ressorterende onder Roermond, ging verloren en werd Guliks. Op deze wijze raakte Roermond, ofschoon ze wel hoofdstad bleef, haar gehele achterland kwijt. Niet ten onrechte kon ze sindsdien een waterhoofd genoemd worden, als zijnde beroofd van de onder haar geressorteerd hebbende gebieden.

Rampzalige gevolgen van de Franse revolutie

Nog rampzaliger gevolgen had echter de Franse revolutie. Roermond werd opgeheven als residentie van de bisschop en de hoofdstedelijke waardigheid werd aan Maastricht toebedeeld. Tegelijkertijd hield het Overkwartier op te bestaan. Dat men in de stad, na het vertrek der Fransen, niet bij de pakken bleef neerzitten en alles in het werk stelde om de oude tijden te doen terugkeren, blijkt onder meer uit de vorming van een deputatie van Roermondenaren die koning Willem I bezochten. Ze verzochten hem om de stad weer een bisschop en het grootseminarie terug te geven en de plaats opnieuw hoofdstad te maken in de toen nog te vormen provincie Limburg. Daarbij stelde men voor die de naam van “Opper-Gelder” te geven. De koning heeft echter niet aan de wensen der Roermondse afvaardiging willen voldoen. Overigens was het “Benelux”-regime van koning Willem I voor Roermond en omstreken niet ongunstig.

Pruisen was weliswaar genaderd tot aan de grens die wij nu nog met Duitsland hebben, het feit dat zowel Nederlands- als Belgisch Limburg onder één bestuur kwamen, opende nieuwe perspectieven zowel van culturele als van economische aard. Maar ook deze gunstige situatie ging verloren met de Belgische Opstand van 1830. Ofschoon voor Roermond, dat opteerde voor België, de scheiding pas definitief werd in 1839. De stad raakte nu in een positie die uniek is in Nederland: zij werd beklemd door een Belgische grens maar ook aan de oostzijde snoerde een grens, de Duitse, de stad af van haar natuurlijk achterland.

Noord-Zuid ten koste van Oost-West

Sindsdien zijn de meeste verbeteringen aan land- en waterwegen van eenzijdige aard geweest. De aandacht ging vooral uit naar de noord-zuid verbindingen terwijl de oost-west verlopende wegen, de directe verbindingen met België en Duitsland, minder belangrijk werden geacht. En het waren juist deze wegen die Roermond in de Middeleeuwen tot een belangrijk knooppunt hadden gemaakt.

Ook de tweede helft van de 19e eeuw, toen voor Nederland het tijdvak der spoorwegen aan brak, geeft hetzelfde beeld. In 1865 wordt de lijn Maastricht – Roermond – Venlo geopend. Helaas kwam die opening te laat om de industrie die sinds de Belgische tijd in Roermond bloeide, van de ondergang te redden. Tevoren had deze industrie aangedrongen op het beter bevaarbaar maken van de Maas, noodzakelijk voor aan- en afvoer van grondstoffen. Ook die wens ging te laat in vervulling. Pas de aanleg van het Julianakanaal, samen met de bouw van stuwen, bracht verandering. Te water was Roermond toen verbonden met het Luikse industriebekken en de Hollandse Noordzeehavens. Van de andere kant vormde het Julianakanaal een nieuwe barrière met het naburige België, sinds 1839 door een rijksgrens gescheiden van Midden-Limburg.

IJzeren Rijn

Ook de 19e eeuwse vrijhandelspolitiek, uitgaande van de gedachte dat de eerste plaats aan de handel toekwam en eigen industrie niet beschermd hoefde te worden, heeft door de opkomst van het Ruhrgebied en het industriële België, Roermond geen goed gedaan. Wel kwam in 1879 de door Belgische ingenieurs ontworpen de spoorlijn Mönchengladbach – Roermond – Antwerpen tot stand. Deze spoorlijn is sinds 1990 niet meer voor doorgaand verkeer in gebruik. De trajecten Antwerpen – Roermond en Dalheim – Roergebied worden nog steeds voor personen- en/of goederenvervoer gebruikt. Het baanvak Roermond – Dalheim is sinds 1994 niet meer bereden. Het is vooral het laatstgenoemde baanvak dat reactivering van deze IJzeren Rijn in de weg staat. De spoorlijn loopt daar nu door het Nationaal Park de Meinweg.

Veerkracht dankzij dr. Pierre Cuypers en onderwijs

Toch wist Roermond ondanks alle tegenslagen haar vroegere positie in veel opzichten te herwinnen. In 1853 kreeg de stad haar bisschoppelijke residentie terug. De Cuypers’ Werkplaatsen trokken van heinde en verre bekwame krachten op kunstenaarsgebied. Het onderwijs werd nieuw leven in geblazen door de vestiging van een Rijks-H.B.S. die werd ondergebracht in het voormalige Jezuïetenklooster en door de bouw van een nieuw Bisschoppelijk College. Bovendien openden de Ursulinen te Roermond een school voor onderwijs aan meisjes.

Vertier brachten ook de talrijke pelgrims op weg naar de Kapel in het Zand. Velen van hen kwamen uit het Duitse grensgebied. De meesten van hen reisden ‘s avonds niet terug zodat ook het hotelwezen profiteerde van hun aanwezigheid. Dat Roermond zijn centrale positie in een agrarisch Midden-Limburg wist te behouden en zelfs te verstevigen, blijkt uit de vestiging van een belangrijke instelling als de L.L.T.B. en de oprichting van de Roermondse Eiermijn. Deze wist haar waren over Europa en ook daarbuiten te exporteren.

Mijnbouw en industrie

Na Wereldoorlog II kwam er bovendien een ander soort mijn in de directe omgeving van Roermond. Met de aanleg van de Staatsmijn Beatrix in de buurt van Herkenbosch, ongeveer 10 km oostelijk van de stad, werd in 1954 gestart. De geplande productie was ongeveer 1.8 miljoen ton per jaar. De verslechterde economische positie van de Nederlandse steenkoolwinning leidde tot vertraging, en uiteindelijk, in 1962 tot volledige stopzetting van de aanleg. De schachtaanleg was toen al voltooid. Uit strategische overwegingen werden de schachten niet gesloten, zoals bij de andere mijnen, maar geconserveerd en afgesloten met zware betonnen deksels. DSM bezit deze Beatrix-concessie nog steeds.

Om nieuwe industrieën te kunnen ontvangen, zijn vanaf 1960 grote werken gestart, zoals het graven van nieuwe Maashavens en de aanleg van het industrieterrein Heide. De gemeente Maasniel werd in 1959 bij Roermond gevoegd. Dit was de eerste grote herindeling in Nederlands Limburg. Zodoende kwamen grote terreinen vrij, geschikt voor woningbouw en anderszins. Het is interessant na te gaan hoe sinds 1880 Roermond uit haar keurslijf groeide. Tot dan strekte de bewoning zich praktisch niet verder uit dan binnen de singels, met uitzondering van de huizen aan de Kapellerlaan en de woningen van Dr. Cuypers aan de Maastrichtsche weg (thans Andersonweg). Tussen beide Wereldoorlogen kwam het Roermondse Veld aan de beurt. Na de laatste oorlog ontstond de stadswijk de Kemp en het villapark Roer. Op voormalig Maasniels gebied heeft de stad haar grootste uitbreidingen oostwaarts verwerkelijkt: de Donderberg, Hoogvonderen en de Wijher.

Designer Outletcentre brengt nieuw elan

Op het terrein van de voormalige Ernst-Casimirkazerne verrijst eind 2001 een winkelcentrum van het Britse bedrijf McArthur Glen dat in Roermond het eerste winkelcentrum speciaal voor merkartikelen in Nederland opent. Vooral Duitsers brengen een bezoek aan het winkelcentrum. Dit heeft met een aantal factoren te maken: behalve de gunstige ligging ten opzichte van Duitsland ligt het center in een van de dichtstbevolkte gebieden van Europa: er wonen 21 miljoen mensen op een afstand van anderhalf uur rijden. Qua winkelaantal is het winkelcentrum uitgegroeid naar 150 winkels en is daarmee het grootste outletcenter van de Benelux en Duitsland. Inmiddels trek het outletcenter 4 tot 5 miljoen bezoekers per jaar. Het merkendorp geeft de werkgelegenheid in de gemeente ook een enorme boost. Een treurig stellend werkloosheidspercentage van ruim 16% daalt naar zo’n 8%.

Moderne stad aan het water

Ook aan de westzijde van de stad is vanaf de jaren tachtig van de 20e eeuw de nodige activiteit te bespeuren. Watertoerisme en woningbouw aan die kant van de stad zorgen voor een levendig stadsbeeld en nieuw elan. De Voorstad St. Jacob, die in de loop van de 20e eeuw toch enigszins in verval raakte, is nu weer herontdekt en een geliefd woonoord. Een aldaar gebouwd futuristisch woning- en appartementencomplex vormt een soort frontlijn tussen het water en het historische stadscentrum.

Anno nu is de kleine handelsnederzetting uit 1200 opgestoten in de vaart der volken en uitgegroeid tot een moderne stad.