Voorafgaand aan de restauratie en herbouw van het Heksenhuuske is uitgebreid onderzoek uitgevoerd, met onderstaande bevindingen als gevolg.
Het mysterie van de Cattentoren (1)
Het Cattentorencomplex is een interessant monument. Het vertelt de geschiedenis van de middeleeuwse stadsmuur van Roermond in een notendop. Maar het is ook een mysterieus monument. Ondanks diepgaand onderzoek zijn sommige zaken nog steeds een raadsel.

Aan het begin van het onderzoek, in 1999, was het complex nog voor een groot deel bedekt met aarde. Uit foto's en oude kaarten werd al gauw duidelijk dat het bekende vierkante gebouwtje met de houten deur niet de Cattentoren was. Deze oorspronkelijke halfronde toren is vrijwel geheel verdwenen. Hij stond op de plaats waar nu het fietspad loopt. Om dat duidelijk te maken noemen we het vierkante gebouwtje sindsdien consequent het Heksenhuuske. Bovenop het Heksenhuuske waren in 1999 nog resten te vinden van een theekoepel, die blijkens oude tekeningen al de 18e eeuw bestond.
Het mysterie van de Cattentoren (2)
Uit archiefonderzoek is gebleken, dat de noordoostelijke hoek van de stadsommuring tussen 1388 en 1400 moet zijn aangelegd. In 1388 dreigde Roermond te worden belegerd. Om te voorkomen dat de vijand zich zou verschansen in enkele buiten de stadsmuur gelegen voorsteden, werden deze ontmanteld. Het toenmalige Sint-Christoffelkerkje, de versterkte edelmanswoning van de voogd (beide in de voorstad Buiten Inop) en het begijnhof (in de voorstad Op de Laak) werden gesloopt. Zodra de dreiging geweken was, maakte men plannen voor herbouw.
Voor de bouw van een nieuwe kerk werd vlak bij de Markt een terrein vrijgemaakt. De voogdij en het begijnhof werden herbouwd aan de oostkant van de stad, waar kort tevoren (in 1376) het Kartuizerklooster op een perceel akkerland was gesticht. Op dat moment was dat gebied dus nog niet ommuurd. Uit verschillende gegevens blijkt dat de stad in of kort na 1388 aan de oostkant is vergroot en een ruimere ommuring kreeg langs de lijn Steegstraat-Puylegats.
Kort voor 1400 moet er nog een stadsuitbreiding gevolgd zijn, want toen mocht de voogd een stukje grond tussen de nieuwe voogdij en de stadsmuur bij zijn terrein voegen. Bij die uitbreiding moet de Cattentoren zijn ontstaan.
Het mysterie van de Cattentoren (3)
In 2000 werd Rura eigenaar van een deel van het complex (een ander deel is nog steeds eigendom van de gemeente). Rura schakelde een architect, een aannemer en een bouwhistorisch adviesbureau in, die het onderzoek een bredere basis gaven. Ook werd toen de eerste fase van de consolidatie gerealiseerd.
De stand van zaken van het onderzoek kan nu als volgt worden weergegeven:

Stadsmuur oostzijde
Er zijn in de oostelijke stadsmuur drie bouwfasen te onderscheiden, die alledrie in de 14e eeuw gedateerd worden.
In het Heksenhuuske bevindt zich een zware bakstenen poer (groen, links), die ouder is dan het stuk stadsmuur dat direct aan de toren grenst (blauwgroen). Het grootste deel van de oostelijke, in mergel opgetrokken stadsmuur (blauw) is eveneens ouder dan het stuk stadsmuur dat aan de toren grenst.
Kennelijk zijn de bouwers op zeker moment van plan veranderd. De bakstenen poer is uiteindelijk niet meer gebruikt als basis voor één van de steunbogen van de muur; het onderste deel is gewoon in de grond blijven zitten.
Aan de veldzijde van de stadsmuur is goed te zien dat de verschillende bouwfasen niet naadloos op elkaar aansluiten. De overgang is in de mergel precies te volgen.
We weten ook waarom het jongste stuk muur afwijkt. Vrijwel zeker heeft dit te maken met de aanleg van een trap vanuit de Cattentoren naar de weergang boven op de muur. Daarvoor is een stuk van de stadsmuur afgebroken en opnieuw opgemetseld.
Westelijk van de muur (aan de stadszijde) zijn een los muurtje en een brede fundering(?) aangetroffen (groen, midden). Deze zijn gebouwd met dezelfde grote, 14e-eeuwse bakstenen waaruit ook de poer is opgetrokken. De functie van muurtje en fundering zijn onbekend.
Stadsmuur noordzijde
Het noordelijke stadsmuurgedeelte is bij het onderzoek niet opgegraven. Toch is er waarschijnlijk nog wel iets van aanwezig. Tot 1926 waren tussen de Cattentoren en de Sint-Jansstraat tientallen bogen van de fundering van de stadsmuur te zien. In 1910 zijn deze onderzocht door de architect dr. P.J.H. Cuypers, die toen in de gemeenteraad zat. Hiervan is een potloodtekening bewaard gebleven. Op enkele oude ansichtkaarten zijn deze half in het talud verzonken bogen ook te zien.
In 1926 werd de Maasbrug verhoogd met het oog op de steeds grotere binnenschepen. Het gevolg was dat de tram een lange, geleidelijke helling nodig had om met voldoende snelheid de nieuwe brug te kunnen 'nemen'. Die helling strekt zich uit tot voorbij de Cattentoren. Door de ophoging is het noordelijke stuk stadsmuur niet langer te zien. In 1940 en rond 1985 is de weg naar de Maasbrug (nu de N280 genaamd) verbreed. Toen zijn de resten van de stadsmuur vrijwel zeker beschadigd; het is de vraag wat er op dit moment nog van over is.
De Cattentoren zelf
Van de Cattentoren zelf is niet veel bewaard gebleven. Tijdens het beleg van 1702 is hij in puin geschoten en daarna niet meer opgebouwd. Alleen van de zuidmuur is een stukje overgebleven. Hierin bevindt zich nog een origineel schietgat.
Bij de verbreding van de N280 midden jaren tachtig heeft men het restant van de rechthoekige achterkant van de toren, de zogenaamde keel, gesloopt. De muur van deze keel werd afgebroken tot aan een halfrond lopende baksteenmuur, die vermoedelijk begin 18e eeuw is gemetseld ter afdekking van de torenruïne. Het fietspad is toen dwars door de ruïne heen geleid. Een tiental jaren later, in 1996, is de halfrond lopende baksteenmuur losgetrild en naar beneden gestort.
Bij het onderzoek door Rura in 2000 kwam een trap aan het licht, die vanuit de Cattentoren naar de weergang bovenop de oostelijke stadsmuur voerde. Deze trap moet in de 16e eeuw weer zijn dichtgemetseld - misschien omdat de trap een zwakke plek vormde waar vijandelijke kanonnen al te makkelijk een bres in konden schieten.
De Cattentoren: een rondeel?
Er is wel eens beweerd dat de Cattentoren in de 16e eeuw is verbouwd tot een rondeel. Rondelen werden in die tijd gebouwd omdat de traditionele middeleeuwse muurtorens niet bestand bleken tegen kanonvuur. Het waren ronde, uit de stadsmuur uitspringende torens, doorgaans voorzien van kazematten (kanonkelders) op de verschillende verdiepingen. De muren waren meestal enkele meters dik. Het muurwerk van de Cattentoren is voorzover bekend echter 14e-eeuws, wat niet strookt met de 'rondeeltheorie'.
Verder is er in de 'rondeeltheorie' nogal gespeculeerd over veranderingen ná de kaart van Jacob van Deventer (die waarschijnlijk in of kort voor 1554 gemaakt is). De Cattentoren zou van huis uit geen hoektoren zijn geweest, maar een klein torentje dat wel op de kaart van Van Deventer, maar op geen enkele latere kaart te zien is. De eigenlijke hoektoren zou door oeverafslag verdwenen zijn in de Sint-Jansmaas, een rivierarm die vroeger ten noorden van de stad liep. Vervolgens zou het kleine torentje zijn opgewaardeerd tot een hoektoren, en omdat dat na 1554 gebeurd zou moeten zijn, zou deze hoektoren zijn uitgevoerd als rondeel, geheel volgens de opvattingen van die tijd.
Dit verhaal moet naar het rijk der fabelen worden verwezen. Het kleine torentje ligt op de kaart van Van Deventer precies in het verlengde van de Swalmerstraat. De hoektoren op de kaart van Van Deventer ligt verder naar het noorden, en wel precies daar waar op latere, meer nauwkeurige kaarten de Cattentoren te vinden is. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat er na 1554 een groot stuk land door oeverafslag in de rivier is verdwenen. De Sint-Jansmaas was toen al verworden tot een vrijwel dode zijarm van de Maas en zou daarna steeds verder verlanden.
Het Heksenhuuske
Het Heksenhuuske is een eenvoudig, grof gebouwtje met een ingewikkelde wordingsgeschiedenis. Bij de eerste fase van de consolidatie van het complex is het Heksenhuuske verhoogd met enkele beschermende lagen metselwerk en afgedekt met een provisorisch dak.
Het oudste deel is de oostelijke stadsmuur met torenaanzet, die in drie fasen is ontstaan tijdens de 14e-eeuw. In het Heksenhuuske zijn twee van deze fasen goed te zien: de vierkante poer die uiteindelijk niet is gebruikt als fundering voor een steunboog (linksonder op de foto) en de verlaagde steunboog waarboven zich een trap bevond die vanuit de Cattentoren naar de weergang bovenop de stadsmuur voerde (boven op de foto).
Haaks op die stadsmuur lag een muurtje dat is opgetrokken uit grote bakstenen, die eveneens uit de 14e eeuw dateren (groene arcering).
In de 16e eeuw is de trap opgevuld met metselwerk. In diezelfde tijd is de dikke noord- en westmuur gebouwd (rood op het kaartje) en werd de daardoor ontstane ruimte overdekt met een tongewelf. Waarschijnlijk iets later in de 16e eeuw is het dwars op de stadsmuur liggende muurtje opgemetseld tot boven aan dit gewelf, zodat het Heksenhuuske ook aan de zuidkant afgesloten werd (oranje arcering). Mogelijk is het gebouwtje aanvankelijk breder geweest en is dit muurtje niet de oorspronkelijke buitenmuur.
De vloer van het Heksenhuuske is grotendeels - maar niet helemaal - bedekt met bakstenen. In deze vloer bevinden zich een afwateringsput en een gootje dat daarheen leidt. De toegangsdeur aan de straatkant is 20e-eeuws.
Het Heksenhuuske: wachthuisje?
Eén van de mysteries van het Cattentorencomplex is de functie van het Heksenhuuske. Mogelijk is het een wachthuisje geweest, maar concrete aanwijzigen daarvoor ontbreken.
Daarbij is het heel vreemd dat het huisje op geen enkele oude kaart voor 1702 afgebeeld is, hoewel het blijkens de gebruikte bakstenen uiterlijk in de 16e eeuw gebouwd moet zijn.
Onbekend bouwwerk
Dit gebouwtje met afgeschuinde c.q. afgeronde hoeken is gebouwd met bakstenen die een fractie kleiner zijn dan die van de westmuur van het Heksenhuuske. Waarschijnlijk dateert het ook uit de 16e eeuw. Het is op geen enkele kaart weergegeven; wellicht was het in 1554 al niet meer intact.
Het wordt vaak aangeduid als 'de kazemat'. Wat de functie ervan ook is geweest, een kazemat was het waarschijnlijk niet. Kazematten oftewel kanonkelders hebben zware muren, vloeren en funderingen. De muurtjes van dit gebouwtjes zijn slechts enkele decimeters dik en zijn zonder fundering op de flauwe helling van de aarden wal aangebracht. Bovendien is moeilijk te bedenken waarom er juist op deze plaats een kazemat zou moeten liggen. Het gebouwtje ligt immers binnen de middeleeuwse stadsmuur.
Het valt op dat het bouwwerk zorgvuldig is afgewerkt. De voegen aan de buitenkant hebben een zogenaamde dagstreep (een soort gootje midden in de voeg). Op de binnenmuren zijn sporen van pleisterwerk te zien. Ook dit maakt het minder waarschijnlijk dat het hier om een kazemat gaat. Toch heeft Stichting Rura ter plaatse een kazemat gereconstrueerd. Meer info...
Uw reactie